Inleiding: Je bent in een museum. Je ziet iets
prachtigs en dan mag je er niet bij en er niet aankomen. Vervelend is dat.
Daarover gaat het vanavond: dat je ergens niet bij kan en mag.
In Lukas, 23: 44 – 48, waarin het laatste
kruiswoord wordt beschreven, gebeuren 4 dingen:
1. De
verduistering van de wereld (vs.44)
Duisternis is in
Lukas teken van de afwezigheid van God. Lukas 1, lofzang van Zacharias: 7 “Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van
onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan en verschijnen
aan allen die leven in duisternis en verkeren in de schaduw van de dood zodat
we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.”
Jezus gebruikt het
woord duisternis voor de hel: maar de erfgenamen van het koninkrijk zullen
worden verbannen naar de uiterste duisternis; daar zullen zij jammeren
en knarsetanden.’ (Mat 8: 12)
2. Het
Vandalisme van de Vader. (vs.45)
Hoe de Here God te weg
naar hem toe weer open maakt. Dit
heeft te maken met de Tempel. In vers 40: ‘Gij die de tempel afbreekt.” In 26:
61: ”Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel Gods afbreken en binnen drie dagen
opbouwen.” En dat is precies wat hier gebeurt. De heilige Tempel wordt door de
Vader verwoest: Het voorhangsel scheurt in tweeën van boven naar beneden. De
toegang is vrij. De offerdienst is niet meer nodig want Christus is het offer.
Nu zal bij zijn opstanding heel de wereld zijn tempel zijn.
3. Het
Vertrouwen van de Zoon. (vs. 46, Psalm 31: 6) ‘ In Uw hand
beveel ik mijn geest.’ Dat is het
liedje dat kinderen leerden van hun moeder als zij gingen slapen. Net als bij
ons: ‘Ik ga slapen ik ben moe’. De toegang is vrij en die open weg gaat de Zoon
– Hij gaat in gebed naar zijn
vader. Naar de Handen van de
Vader. Niet van God, maar de Vader. Hier ontmoeten Vader en de verloren Zoon
elkaar weer. ‘Ik zal opstaan en naar mijn Vader gaan.’ Het duister is geweest.
De Toorn is gedragen en de Here Jezus mag ingaan in zijn rust.
Hij gaat de dood door als eerste van vele
broeders (Rom 8) Let er op: in geloof. Ook hier alleen in vertrouwen op de Vader.
Hij ziet het niet, maar toch is het geen sprong in het duister. Hij moet zich
laten vallen in de Handen van zijn Vader.
Zonder Jezus kun je de Vader niet ontmoeten.
Vreselijk is het te vallen in de handen van de Levende God. (Hebreen 10:31) Maar
zo is het niet voor ieder die achter de Here Jezus aan mag gaan. Sterven is dan:
Christus navolgen. Jezelf aan je Vader overgeven. Omdat Hij in Christus je
Vader wil zijn. Kijk maar naar
Stefanus: (Hand 7: 59) En zij
stenigden Stefanus, terwijl deze Jezus
aanriep en zei: Heere Jezus, ontvang mijn geest.
4. de
Verwondering van de hoofdman. (vs. 47)
Bij Lukas (dus ook in Handelingen) heel vaak
dat na een bijzondere gebeurtenis de mensen God gaan loven. Bijv. Simeon in
Lukas 2. ‘Hij nam het in zijn armen en loofde God’. Dat is de bedoeling. Dat wij met brijmoedigheid en
dankbaarheid God gaan loven. Omdat we met vertrouwen op de Here Jezus leren
zien.